Doorgaan naar hoofdcontent

De mokerslag

De taalvaardigheid van ons beiden laat het rookgordijn telkens opnieuw verschijnen. Het rookgordijn dat ons de illusie geeft dat we zoals we altijd deden in gesprek zijn met elkaar.
Een illusie, want de verhalen die klinken zijn geromantiseerde en verfraaide en gekalmeerde versies van verhalen die in de ruwe versie meer werkelijkheidszin vertoonden en niet klonken als gepolijste kleinoden. Het leven gedraagt zich als een rugzak vol ruwe stenen, die door het leven veranderen in kostbare kleinoden waar de geschiedenis aan af te lezen is in de gladgeslepen vlakken waardoor andere glinsteringen verschijnen en wezenlijke trekken zich steeds duidelijker vertonen.
De liefde toont zich, in alle kleurschakeringen.
En als dan een meer slootkantgerichte toon ingezet wordt, het is immers de tijd van het jaar waarin het riet uit de sloot verwijderd dient te worden, verschijnt ineens weer die ongenode en zo aanwezige en allesbepalende gast. De onbenoembare, die de gezonde gedachten verjaagt en verwarring zaait en maakt dat alle prikkels veel te indringend binnenkomen.
Na zo'n gesprek, in bijzijn van een neutrale buitenstaander, zijn we beiden uitgeput.
Omdat de emoties opspelen, emoties die we geen van beiden vrijelijk meer uiten. De een niet vanwege de onmogelijkheid daartoe, de ander niet vanwege de ongewenstheid ervan aangezien het de liefdevolle harmonieuze sfeer op het spel kan zetten. Emoties zijn de vijand van de vredige staat van zijn die de liefde ons bezorgen kan.
Dus gaat de een slapen, om uren later verkwikt weer terug te kunnen kijken op een helemaal niet als pittig opgeslagen dag. En de ander kan pas na dat ontwaken een weg vinden om te ontdekken wat de vermoeidheid in feite is, niets anders dan ingehouden emotie om de mokerslag die gevoeld werd tijdens het gesprek dat de sloot leeg zou kunnen halen.
Het besef bij beiden dat wat voorheen vanzelfsprak inmiddels onmogelijk geworden is en alleen nog met hulp van onbekende buitenstaanders op min of meer zelfstandige wijze uitgevoerd kan worden, is voor de een startpunt van acceptatie van het onvermijdelijke en voor de ander een zoveelste dag van diepe nooit tot volle wasdom komende rouw.
De rouw is als een grondtoon in een leven dat vrolijke saamhorigheid als hoofdtoon handhaven wil, zolang dat kan, zolang dat gedeeld kan, zolang dat beleefd kan, zolang dat herinnerd kan.

De emoties zijn er bij beiden, de mokerslag voelen beiden. Het effect is echter zo ontwrichtend tweespalt en verwijdering brengend dat de oplossing van de een de wensdroom van de ander wordt. Kon slaap alles maar weer anders maken. Dan zou slaap het antwoord zijn op dat wat meer en meer aanwezig en bepalend is.
De illusie compleet. De wensdroom van een eeuwige slaap opnieuw verhelderd als een wijze van omgaan met dat wat onacceptabel en onontkoombaar is.
De mokerslagen zullen blijven volgen. Steeds wat zachter, naarmate de acceptatie beiden bereiken kan.

Reacties

Populaire posts van deze blog

'Je bent het mantelzorgen moe.' 'Maar ik ben jou niet moe!'

Samen in slaap proberen te vallen. Hij pakt haar hand.  Af en toe een opmerking, maar vooral samen stil zijn in de nacht.  Zo begon de laatste nacht samen.  Samen liggen, de een diep in slaap, de ander wakend. Zij kijkt naar hem.  Af en toe raakt ze hem aan, luistert naar zijn ademhaling.  Zo verliep de nacht nadat een arts kalmerende stoffen had toegediend.  In de vroege ochtend staat ze op. Slapen lukt toch niet meer.  Het is al licht.  De hond wil graag naar buiten en zo geschiedt.  De hond draalt rondjes om het huis heen, wil niet heel ver weg.  Tot hij besluit toch wat verder weg te lopen.  Terug bij het huis wordt er al naar ze uitgekeken.  Kom snel, hij blaast zijn laatste adem uit.  Bij het bed aangekomen blijkt dat moment al even voorbij te zijn.  Hij is er niet meer.  Zij stort in.  Tranen stromen en blijven stromen, zijn niet meer te stoppen, minutenlang.  Een kwartier verstrijkt en nog zit ze daar naast hem, hem strelend en tranen over haar gezicht.  Een half uur later gaat

Thuis

Op zondagochtend belt het ziekenhuis. De nier waarden zijn zo slecht dat er een beslissing genomen moet worden.  En gezien het gesprek dat de dag ervoor gevoerd is ligt het voor de hand niet vanzelfsprekend een behandeling in te zetten waarvoor wederom iets in het lichaam geprikt moet worden. Rond het middaguur treffen beide geliefden elkaar en bespreken kort wat er aan de hand is en wat nu de beste stap is. Naar huis wordt de uitkomst.  Dit moet dan maar het einde zijn. Geen behandelingen meer.  Geen gedoe. Geen kunstmatige zaken die ook achterwege kunnen blijven.  Voorbereidingen voor naar huis gaan worden getroffen en tegen de avond is het dan zover. Thuis.  Thuiszorg komt langs en de Dokterswacht. Een rustige avond en nacht kan beginnen, zo is de gedachte.  Halverwege de avond komen onverwacht de beide dochters aan. Een fijne verrassing.  Ze reageerden op het telefoontje vanuit het ziekenhuis dat beide geliefden niet zelf pleegden omdat ergens in de afgelopen weken de verstandhoudi

Nuchter

Als de zaalarts net besloten heeft dat een CT-scan van de buik vandaag noodzakelijk is ontmoeten beide geliefden elkaar weer. Vroeger dan gebruikelijk, een van de voordelen van een weekenddag.  De arts is vriendelijk en overtuigend en vertrekt als het plan alle aanwezigen helder is. De verpleegkundige blijft nog achter.  Ze neemt nadrukkelijk de tijd om door te praten. Stelt de juiste vragen, luistert echt naar de nog niet geheel verwoorde gevoelens en gedachten. Eindelijk wordt hardop uitgesproken waar al langer over nagedacht wordt, willen wat kan is dat de aangewezen route nog wel? De verpleegkundige is oprecht in haar reacties en een eerlijk gesprek ontspint zich.  Hoe is de verwachting nu werkelijk? Is het wel mogelijk om weer zo op krachten te komen dat normaal zelfstandig bewegen door de ruimte - hoe klein ook - mogelijk is? Want als dat niet het geval is, is elke handeling dan niet zeer discutabel en een vorm van rekken geworden?  Is bestralen wel de juiste route? Het gesprek v