Doorgaan naar hoofdcontent

Home sweet home

 Aan een nooit tot een einde lijkend komend verblijf in het ziekenhuis is na lange leste dan toch nog snel en ietwat rommelig een einde gekomen. 

De aanloop ernaartoe verdiende geen schoonheidsprijs. 
Waar in het weekend bedrust nog de enige gewenste activiteit was van de een en omdat dit volgde op drie dagen van gestage toename aan krachten er onmiddellijk weer verontrustende gedachten opdoken in het hoofd van de ander, bleek op maandag de dag van knopen doorhakken aangebroken en met de nodig voortvarendheid werd ingezet op vertrek op woensdag of donderdag. 
Een dag later kwam er een gesprek met de zaalarts en de chirurg die de operatie verricht had, waarbij ruimte om vragen te stellen het enige doel bleek te zijn geworden, waarna ieder zijns weegs ging en het plan ten uitvoer gebracht zou worden. Diezelfde middag kwam de transferverpleegkundige het nodige doornemen, terwijl beide geliefden nog aan het verwerken waren dat er nu toch echt een einde zou komen aan een dagelijks samenzijn in deze beperkte ruimte van een ziekenhuiskamer. Dat in de communicatie deze gevoelens geen rol speelden was evident, dat ze in de verwerking van de inhoud van het gesprek wel degelijk een rol speelden evenzeer. In de nacht kwam pas ruimte voor laten landen van alle informatie en drong door dat twee nachten alleen, volgend op een wekenlang verblijf, geen goed idee zou zijn. Was alles niet wat overhaast in gang gezet, zonder rekening te houden met de realiteit van het dagelijks bestaan buiten het ziekenhuis?
Een telefoontje op de vroege ochtend met die strekking leverde een woensdag vol extra overleg op. Eerst telefonisch overleg met een terugbellende verpleegkundige van dienst. Dat volgde op een telefoontje over het te leveren bed, dat volgens afspraak met de transferverpleegkundige op vrijdagmorgen bezorgd zou worden. En een telefoontje over de nachtelijke voeding die ook dan logischerwijze makkelijk op vrijdagmorgen aangepakt zou kunnen worden en aldus werd afgesproken, al was benoemd dat streefdatum voor naar huis gaan donderdag was. 
Telefonisch overleg bleek niet afdoende en dus volgde diezelfde middag nog een mondeling overleg. Alle kanttekeningen en bezwaren nogmaals uitgeduid leverde op dat er met de zaalarts overlegd zou worden. Die kwam na vier uur ook nog voor gesprek op de kamer, ondanks de al meerdere malen gemaakte opmerking dat overleggesprekken beter elders zouden kunnen zijn. 
Het voor de hand liggende gebeurde, helaas. 
De innerlijke spanningen over alle gebeurtenissen van de afgelopen tijd en over het naderende vertrek, maakten het stressniveau al aan de grens van het draaglijke en toen er een aantal niet handig geplaatste opmerkingen bijkwamen barstte er een bom, die al op scherp stond vanaf het moment van wakker worden in de nacht, met grote zorg om hoe het organisatorisch gaan zou. 
Dat het uiteindelijk weer kon kalmeren, na alle heftigheid en de verlammende reactie daarop, was te danken aan de dame van de catering, die met menslievende hartelijkheid aandacht had voor de werkelijke situatie en het verdriet dat daar mee gepaard gaat. 
Haar benadering was warm en zonder protocol, wat de grond weer bodem liet worden onder de voeten en de lucht weer ruimte gaf om te ademen. 
Gevolg van dit alles was uiteindelijk een dagje uitstel en een iets minder groot logistiek probleem, omdat nu alles eerst ontvangen kon worden op vrijdagmorgen, waarna het definitieve vertrek uit het ziekenhuis zou volgen. 

Vrijdag verliep alles volgens plan, het bed kwam, de voeding kwam, nog wat zaken werden in orde gebracht, er was echter één ding dat niet geleverd werd: de pomp!
Laat daar nou op woensdagmiddag met de arts het gesteggel over ontstaan zijn. Zonder pomp kan er geen voeding in de nacht gegeven. Zonder pomp kan er dus geen sprake zijn van naar huis gaan. Zonder pomp valt het hele plan in duigen. De arts meende geregeld te hebben dat de pomp donderdag geleverd zou worden. Daar was niets van bekend bij beide geliefden, die over dag noch tijd geïnformeerd waren vantevoren of zelfs maar tijdens het gesprek. Dat ze zich in het ziekenhuis bevonden en dus niet op het huisadres, een uur rijden ver, leek de arts zich niet te realiseren. Blijkbaar is een huisadres genoeg om spullen te kunnen laten bezorgen en zijn handen om deuren te openen en in ontvangst te nemen bijzaak die genegeerd kan worden. 
Hoe nu dan toch naar huis?
De thuiszorg bood uitkomst. Nog terwijl de laatste voorbereidingen voor vertrek gaande waren kwam het verlossende telefoontje: er was wel een leenpomp voor de eerste paar dagen. 
Huiswaarts gaan kon doorgang vinden. 

En zo geschiedde. 

Inmiddels is dat alles alweer een dag of vijf geleden en is de thuisroutine al bijna gewend geraakt. De rust van de ziekenhuiskamer is vervangen door de onrust van vele verschillende gezichten de hele dag door die diverse medische en verzorgende handelingen verrichten. Nog afgezien van de vele bezorgers die dagelijks (behalve op zondag) de nodige materialen aan kwamen en komen leveren. En daar kwam gisteren ook nog de schoonmaakhulp en de pedicure bij. 
De ene dag is voller dan de andere, maar het ritme is aan het ontstaan. 
Thuis zijn de dagen beduidend bevredigender dan ze in het ziekenhuis waren. En dat doet zo goed dat de kwaliteit van leven in alle opzichten elke dag weer beter is dan de dag ervoor. 

Home sweet home. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

'Je bent het mantelzorgen moe.' 'Maar ik ben jou niet moe!'

Samen in slaap proberen te vallen. Hij pakt haar hand.  Af en toe een opmerking, maar vooral samen stil zijn in de nacht.  Zo begon de laatste nacht samen.  Samen liggen, de een diep in slaap, de ander wakend. Zij kijkt naar hem.  Af en toe raakt ze hem aan, luistert naar zijn ademhaling.  Zo verliep de nacht nadat een arts kalmerende stoffen had toegediend.  In de vroege ochtend staat ze op. Slapen lukt toch niet meer.  Het is al licht.  De hond wil graag naar buiten en zo geschiedt.  De hond draalt rondjes om het huis heen, wil niet heel ver weg.  Tot hij besluit toch wat verder weg te lopen.  Terug bij het huis wordt er al naar ze uitgekeken.  Kom snel, hij blaast zijn laatste adem uit.  Bij het bed aangekomen blijkt dat moment al even voorbij te zijn.  Hij is er niet meer.  Zij stort in.  Tranen stromen en blijven stromen, zijn niet meer te stoppen, minutenlang.  Een kwartier verstrijkt en nog zit ze daar naast hem, hem strelend en tranen over haar gezicht.  Een half uur later gaat

Thuis

Op zondagochtend belt het ziekenhuis. De nier waarden zijn zo slecht dat er een beslissing genomen moet worden.  En gezien het gesprek dat de dag ervoor gevoerd is ligt het voor de hand niet vanzelfsprekend een behandeling in te zetten waarvoor wederom iets in het lichaam geprikt moet worden. Rond het middaguur treffen beide geliefden elkaar en bespreken kort wat er aan de hand is en wat nu de beste stap is. Naar huis wordt de uitkomst.  Dit moet dan maar het einde zijn. Geen behandelingen meer.  Geen gedoe. Geen kunstmatige zaken die ook achterwege kunnen blijven.  Voorbereidingen voor naar huis gaan worden getroffen en tegen de avond is het dan zover. Thuis.  Thuiszorg komt langs en de Dokterswacht. Een rustige avond en nacht kan beginnen, zo is de gedachte.  Halverwege de avond komen onverwacht de beide dochters aan. Een fijne verrassing.  Ze reageerden op het telefoontje vanuit het ziekenhuis dat beide geliefden niet zelf pleegden omdat ergens in de afgelopen weken de verstandhoudi

Nuchter

Als de zaalarts net besloten heeft dat een CT-scan van de buik vandaag noodzakelijk is ontmoeten beide geliefden elkaar weer. Vroeger dan gebruikelijk, een van de voordelen van een weekenddag.  De arts is vriendelijk en overtuigend en vertrekt als het plan alle aanwezigen helder is. De verpleegkundige blijft nog achter.  Ze neemt nadrukkelijk de tijd om door te praten. Stelt de juiste vragen, luistert echt naar de nog niet geheel verwoorde gevoelens en gedachten. Eindelijk wordt hardop uitgesproken waar al langer over nagedacht wordt, willen wat kan is dat de aangewezen route nog wel? De verpleegkundige is oprecht in haar reacties en een eerlijk gesprek ontspint zich.  Hoe is de verwachting nu werkelijk? Is het wel mogelijk om weer zo op krachten te komen dat normaal zelfstandig bewegen door de ruimte - hoe klein ook - mogelijk is? Want als dat niet het geval is, is elke handeling dan niet zeer discutabel en een vorm van rekken geworden?  Is bestralen wel de juiste route? Het gesprek v