Doorgaan naar hoofdcontent

Taal

 'Ben je moe?'

'Nee hoor, ik zat na te denken.'

Het lijkt een eenvoudige uitwisseling met exact de inhoud zoals verwoord.

Toch is het dat niet.

De vraag naar vermoeidheid komt op als de ander keer op keer de ogen laat dichtvallen en niet open lijkt te kunnen houden.

Het antwoord is een ontkenning van dat verschijnsel en een poging tot normaliseren van wat wel degelijk ook zelf ervaren wordt als anders dan gewoonlijk en mogelijk een teken van afnemende bewuste aanwezigheid.

Het is een samenspraak die in klein bestek de verschillen van inzicht die ten diepste niet verschillen maar anders benaderd worden helder aantoont.

Zo verworden normale zinnen tot boodschappen in code die uitsluitend gedecodeerd kunnen worden door wie beiden ook in andere context meemaakte en zich afdoende realiseert dat hier wel degelijk iets bijzonders gaande is dat afwijkt van wat gebruikelijk genoemd kan worden.

De ingewikkeldheid van de eenvoudige conversaties is slechts uit te duiden in zeer uitvoerige verwoording en die de essentie van wat gezegd wil zijn helder uiteenzetten in eenduidige niet mis te verstane taal.

Voorheen genoten beiden van dergelijke ingewikkelde lange zinsconstructies.

Tegenwoordig is het genoegen slechts aan één kant en blijkt niet altijd helder meer of de geschreven en daarna voorgelezen versie nog wel geheel en al bevat kan worden door het vertroebelde brein aan wie deze tekst voorgelegd wordt. 

De wederzijdse pijn over dat te constateren feit ligt eveneens verscholen in de eenvoudige verwoording 'nee hoor, ik zat na te denken'.

Reacties

Populaire posts van deze blog

'Je bent het mantelzorgen moe.' 'Maar ik ben jou niet moe!'

Samen in slaap proberen te vallen. Hij pakt haar hand.  Af en toe een opmerking, maar vooral samen stil zijn in de nacht.  Zo begon de laatste nacht samen.  Samen liggen, de een diep in slaap, de ander wakend. Zij kijkt naar hem.  Af en toe raakt ze hem aan, luistert naar zijn ademhaling.  Zo verliep de nacht nadat een arts kalmerende stoffen had toegediend.  In de vroege ochtend staat ze op. Slapen lukt toch niet meer.  Het is al licht.  De hond wil graag naar buiten en zo geschiedt.  De hond draalt rondjes om het huis heen, wil niet heel ver weg.  Tot hij besluit toch wat verder weg te lopen.  Terug bij het huis wordt er al naar ze uitgekeken.  Kom snel, hij blaast zijn laatste adem uit.  Bij het bed aangekomen blijkt dat moment al even voorbij te zijn.  Hij is er niet meer.  Zij stort in.  Tranen stromen en blijven stromen, zijn niet meer te stoppen, minutenlang.  Een kwartier verstrijkt en nog zit ze daar naast hem, hem strelend en tranen over haar gezicht.  Een half uur later gaat

Thuis

Op zondagochtend belt het ziekenhuis. De nier waarden zijn zo slecht dat er een beslissing genomen moet worden.  En gezien het gesprek dat de dag ervoor gevoerd is ligt het voor de hand niet vanzelfsprekend een behandeling in te zetten waarvoor wederom iets in het lichaam geprikt moet worden. Rond het middaguur treffen beide geliefden elkaar en bespreken kort wat er aan de hand is en wat nu de beste stap is. Naar huis wordt de uitkomst.  Dit moet dan maar het einde zijn. Geen behandelingen meer.  Geen gedoe. Geen kunstmatige zaken die ook achterwege kunnen blijven.  Voorbereidingen voor naar huis gaan worden getroffen en tegen de avond is het dan zover. Thuis.  Thuiszorg komt langs en de Dokterswacht. Een rustige avond en nacht kan beginnen, zo is de gedachte.  Halverwege de avond komen onverwacht de beide dochters aan. Een fijne verrassing.  Ze reageerden op het telefoontje vanuit het ziekenhuis dat beide geliefden niet zelf pleegden omdat ergens in de afgelopen weken de verstandhoudi

Nuchter

Als de zaalarts net besloten heeft dat een CT-scan van de buik vandaag noodzakelijk is ontmoeten beide geliefden elkaar weer. Vroeger dan gebruikelijk, een van de voordelen van een weekenddag.  De arts is vriendelijk en overtuigend en vertrekt als het plan alle aanwezigen helder is. De verpleegkundige blijft nog achter.  Ze neemt nadrukkelijk de tijd om door te praten. Stelt de juiste vragen, luistert echt naar de nog niet geheel verwoorde gevoelens en gedachten. Eindelijk wordt hardop uitgesproken waar al langer over nagedacht wordt, willen wat kan is dat de aangewezen route nog wel? De verpleegkundige is oprecht in haar reacties en een eerlijk gesprek ontspint zich.  Hoe is de verwachting nu werkelijk? Is het wel mogelijk om weer zo op krachten te komen dat normaal zelfstandig bewegen door de ruimte - hoe klein ook - mogelijk is? Want als dat niet het geval is, is elke handeling dan niet zeer discutabel en een vorm van rekken geworden?  Is bestralen wel de juiste route? Het gesprek v