Doorgaan naar hoofdcontent

Hersenkronkels

Hersenen zijn rare dingen.
Ze laten mensen denken. Dingen denken. Gedachten vormen. Herinneringen vasthouden. Herinneringen oproepen. Gebeurtenissen ophalen.

En zolang het denken verloopt binnen de kaders van wat normaal genoemd kan worden is dat een vanzelfsprekend verschijnsel waar we in meer of mindere mate van kunnen genieten.
Pas als het denken door bepaalde lichamelijke aandoeningen (fysiek of mentaal is daarbij irrelevant, aangezien hersenen uiteindelijk gewoon lichaam zijn en niet iets anders, hoewel we dat menen omdat we dat zo bedacht hebben) beïnvloed raakt ontdekken we hoezeer we er op vertrouwen dat denken altijd een krachtig middel is om ons leven te leven.

Merkwaardig genoeg blijkt dan juist datzelfde denken ons het leven vaak tamelijk onmogelijk te maken of te verstoren.

In deze blogs komt telkens naar voren hoe beide partijen beïnvloed worden door het proces dat een van hen ondergaat. Vandaag ontstijgt de tekst het niveau van alledag en poogt een meer analytische insteek te kiezen.

In de sociologie en antropologie is het bekend dat als je mensen gaat onderzoeken, het menselijke gedrag in kaart gaat brengen je daarmee datgene wat je bestudeert ook beïnvloedt. Dat is een merkwaardig verschijnsel dat te illustreren is aan de hand van hoe kinderen spelen.
Stel er komen kinderen naar een speeltuintje. Ze gaan gewoon spelen.
Zolang ze zich onbespied wanen is het gewoon kinderspel. Pas als er een volwassene een blik op ze werpt (ook als dat vanachter glas vanuit een woning plaats vindt) ontstaat er in het kinderspel iets onbenoembaars. Een lichte verandering. Ze weten zich bespied. Ze voelen het op de een of andere wijze. En het spel verandert op slag. Nu is het spel voor publiek. En afhankelijk van het kind gaat het dan zijn best doen om zo goed mogelijk uit de verf te komen of gaat het nadrukkelijk de andere kinderen duidelijk maken dat het zelf op de beste manier aanwezig is. Dominantie speelt meer en meer op. Onderwerping vindt meer en meer plaats. Puur door de spiedende blik(ken) die hun kant op komen.
Puur kijken is nooit puur kijken. Het is tegelijkertijd beïnvloeden.

Zo is het ook met volwassenen die door een ziekteproces veranderen.
Hun onbespiede bestaan is hun persoonlijke werkelijkheid. Dan zijn ze zoals ze zijn, doen ze zoals ze doen, voelen ze zoals ze voelen en bovenal denken zoals ze denken.
Zodra echter een ander een blik werpt op hun onbespiede bestaan verandert er iets. Nu is het ineens zaak helder te maken dat alles prima verloopt. Of juist zaak om helder aan te geven waar de schoen wat wringt of de jas te klein geworden is om het warm te kunnen houden. Een andere schoen of jas kan gewenst blijken.
Het onbespiede leven zonder enige inbreng van wie dan ook is de fijne illusie van het onveranderde bestaan. Pas in de blikken van anderen wordt helder wat van die illusie nog staande gehouden kan worden en op welke wijze.

Nu is het zo dat de blik van de onderzoeker ook bepaalt wat er gezien gaat worden.
En daar wringt de schoen pas werkelijk.

Als de levenspartner waarnemingen doet, dan zal dat zijn vanuit de angst de geliefde te zullen verliezen aan het ziekteproces dat gaande is. Tegelijkertijd is er de hoop dat de geliefde niet veranderen zal of weer terug zal keren naar een eerdere vorm. En dan is er ook nog de blik die realistisch constateert dat bepaalde mogelijkheden toch minder makkelijk geworden zijn en er min of meer objectief vastgesteld kan worden dat het ziekteproces de geliefde doet veranderen in iemand anders.

Voor de levenspartner die het ziekteproces ondergaat is dit alles een extra reden om de eigen hersenpan serieuzer te blijven nemen dan die van wie dan ook. Het eigen denken was en is immers altijd het enige zuivere kompas geweest waarop blind gevaren kon worden. Het had weleens wat verschoven noordpoolmomenten gekend, maar dat was altijd tijdelijk en dus iets dat op de lange termijn te negeren valt en te verwaarlozen is.
Dat de eigen waarnemingen van het zelf in essentie al discutabel zijn, omdat elke onderzoeker weet dat waar je naar kijkt verandert door er naar te kijken, is een besef dat meer en meer slechts eenzijdig (in de richting van de ander) ingezet wordt.
Juist voor een spitsvondige erudiete geest die sprankelend door het leven gaat is een ziekteproces dat diezelfde geest vertroebelt en verwart en verbleekt en verontrust een nare gewaarwording en een doembeeld dat geen vaste grond mag vinden in de bodem van het eigen denken, alhoewel het daar juist wortel geschoten heeft.
De bomen die opgezet werden in het verleden worden daarom veelvuldig van stal gehaald en in een nieuw harnas van eigen gelijk gehesen, opdat het mennen van de geest volgehouden kan worden en vorm kan blijven krijgen op een voor het zelf herkenbare wijze.

Ja, ingewikkelde zinnen.
Noodzakelijk, om het standpunt en de denktrant van de levenspartner met de onvoorstelbaar uitzonderlijke geest in enigszins acceptabele vorm weer te geven in eigen woorden. Want ja, dit zijn mijn woorden. Niet de zijne.

Het leven met een geest die helder denkt en toch verandert is slopend. Kost veel energie. Maakt moe en vermoeidheid maakt argwanend, zo blijkt uit vele onderzoeken.
Mensen met oververmoeidheid hebben een slechter waarnemingsvermogen, maken sneller (denk)fouten, vergissen zich, raken informatie kwijt, slaan gegevens niet goed op.
Het is dus hoe dan ook zaak rust en ritme, regelmaat van slaap en gezonde eet- en drinkpatronen aan te houden om erger te voorkomen.

Maar deze geest is niet van mening dat hij dat nodig heeft. Het leven kon altijd op eigen voorwaarden geleefd worden. Het was niet noodzakelijk een 'burgerlijk' ritme aan te houden, het leek zelfs behalve niet passend ook uitermate geestdodend. De demonen die inspiratie bieden tonen zich immers vooral als de nacht haar intrede doet en de wereld rust na gedane arbeid.
Het besef dat dit nu juist de eigen geest vertroebelt gezien het ziekteproces dat invloed wil doen gelden, lijkt meer en meer naar de achtergrond te verdwijnen.

Een nieuwe complexiteit.

Want het is goed om eigenheid te handhaven en eigen denken de ruimte te geven en eigen hersenen te durven vertrouwen.
Maar het is niet goed als de eigenheid contraproductief uitpakt en de eigen hersenen wantrouwen gaan voortbrengen en het eigen denken in cirkels gaat redeneren en de eigenheid daarmee juist meer uit beeld verdwijnt.

Schipperen is niet meer afdoende. Er moet paal en perk bepaald gaan worden.
Maar hoe?

Reacties

Populaire posts van deze blog

'Je bent het mantelzorgen moe.' 'Maar ik ben jou niet moe!'

Samen in slaap proberen te vallen. Hij pakt haar hand.  Af en toe een opmerking, maar vooral samen stil zijn in de nacht.  Zo begon de laatste nacht samen.  Samen liggen, de een diep in slaap, de ander wakend. Zij kijkt naar hem.  Af en toe raakt ze hem aan, luistert naar zijn ademhaling.  Zo verliep de nacht nadat een arts kalmerende stoffen had toegediend.  In de vroege ochtend staat ze op. Slapen lukt toch niet meer.  Het is al licht.  De hond wil graag naar buiten en zo geschiedt.  De hond draalt rondjes om het huis heen, wil niet heel ver weg.  Tot hij besluit toch wat verder weg te lopen.  Terug bij het huis wordt er al naar ze uitgekeken.  Kom snel, hij blaast zijn laatste adem uit.  Bij het bed aangekomen blijkt dat moment al even voorbij te zijn.  Hij is er niet meer.  Zij stort in.  Tranen stromen en blijven stromen, zijn niet meer te stoppen, minutenlang.  Een kwartier verstrijkt en nog zit ze daar naast hem, hem strelend en tranen over haar gezicht.  Een half uur later gaat

Thuis

Op zondagochtend belt het ziekenhuis. De nier waarden zijn zo slecht dat er een beslissing genomen moet worden.  En gezien het gesprek dat de dag ervoor gevoerd is ligt het voor de hand niet vanzelfsprekend een behandeling in te zetten waarvoor wederom iets in het lichaam geprikt moet worden. Rond het middaguur treffen beide geliefden elkaar en bespreken kort wat er aan de hand is en wat nu de beste stap is. Naar huis wordt de uitkomst.  Dit moet dan maar het einde zijn. Geen behandelingen meer.  Geen gedoe. Geen kunstmatige zaken die ook achterwege kunnen blijven.  Voorbereidingen voor naar huis gaan worden getroffen en tegen de avond is het dan zover. Thuis.  Thuiszorg komt langs en de Dokterswacht. Een rustige avond en nacht kan beginnen, zo is de gedachte.  Halverwege de avond komen onverwacht de beide dochters aan. Een fijne verrassing.  Ze reageerden op het telefoontje vanuit het ziekenhuis dat beide geliefden niet zelf pleegden omdat ergens in de afgelopen weken de verstandhoudi

Nuchter

Als de zaalarts net besloten heeft dat een CT-scan van de buik vandaag noodzakelijk is ontmoeten beide geliefden elkaar weer. Vroeger dan gebruikelijk, een van de voordelen van een weekenddag.  De arts is vriendelijk en overtuigend en vertrekt als het plan alle aanwezigen helder is. De verpleegkundige blijft nog achter.  Ze neemt nadrukkelijk de tijd om door te praten. Stelt de juiste vragen, luistert echt naar de nog niet geheel verwoorde gevoelens en gedachten. Eindelijk wordt hardop uitgesproken waar al langer over nagedacht wordt, willen wat kan is dat de aangewezen route nog wel? De verpleegkundige is oprecht in haar reacties en een eerlijk gesprek ontspint zich.  Hoe is de verwachting nu werkelijk? Is het wel mogelijk om weer zo op krachten te komen dat normaal zelfstandig bewegen door de ruimte - hoe klein ook - mogelijk is? Want als dat niet het geval is, is elke handeling dan niet zeer discutabel en een vorm van rekken geworden?  Is bestralen wel de juiste route? Het gesprek v