Eigen aanpassingen gaan ongemerkt. Zoals mensen ongemerkt hun manier van omgaan aanpassen aan de leeftijd van een kind dat ze ontmoeten.
Toch is het ingeval van een kind een gezonde en logische manier van omgaan met de ander. Een kind kan geen lange zinnen bevatten met veel bijzinnen en tussenwerpsels. Een kind is nog niet in staat ingewikkelde woordkeuzen te begrijpen of lastige begrippen te doorgronden. Een kind kan nog niet de diepere betekenissen doorgronden van tussen de regels door belangrijke dingen aan elkaar meedelen zonder dat alle omstanders meekrijgen waar het exact over gaat. Een kind is een kind en geen volwassene.
Hoe anders werkt aanpassen in onze situatie.
De een zou in staat geacht moeten kunnen worden om de meest ingewikkelde taal te bevatten, te doorgronden en er adequaat op te reageren. De ander weet dat de een er toe in staat is geweest en in bepaalde buien ook zeker nog is. Maar er zijn zo vaak de andere uren of zelfs dagen, waarin het vermeende vermogen tot elkaar verstaan ineens veranderd blijkt te zijn in een slechts zeer ten dele begrijpen van wat de ander precies poogt uit te drukken, al dan niet via de indirecte weg.
Dat type aanpassen heb je pas door naderhand, als je doodmoe bent van een rustige dag waarop niet veel bijzonders plaatsvond. Behalve dan dat het onmogelijk bleek een gelijkwaardig contact te onderhouden zonder enige aanpassing.
De vermoeienissen van het noodzakelijk zijn van vereenvoudigingen laat zich lastig delen en uitleggen. Het vermogen tot uitleggen raakt er zelfs door aangetast. Het delen in woorden van wat de eigen gedachten zijn, het hardop denken, het proberen al pratend gedachten te vormen en daarbij de interactie met de ander bewust te zoeken, het blijkt een vorm van communiceren die - hoe vertrouwd ook - onmogelijker wordt tenzij het aanvaardbaar is dat het misverstanden oproept en onbegrip dat dan weer nadere verklaringen nodig heeft.
De vermoeidheid heeft er ook mee te maken dat de geest heldere momenten kent, zinvolle verbindingen legt, creatief omgaat met wat nog mogelijk is en daardoor keer op keer het verkeerde been laat neergezet worden, wat de onbalans vergroot. Aanpassen wordt dan niet alleen vereenvoudigen van wat gezegd wil zijn, het wordt juist opschalen in moeilijkheidsgraad en verwachtingen die verdwenen waren weer op voelen komen dwars tegen de realiteitszin in.
Hoop is een kwalijke manier van schijn in stand houden door in te gaan op het moment alsof het de hele tijd zo zijn kan en zo zijn zal en weer terug gaat komen.
Gemiddeld genomen is juist die hoop vervliegend.
De stilte wordt betekenisvoller.
Het gebaar belangrijker.
De aanwezigheid dieper van reikwijdte.
Woorden schieten tekort, liefde klinkt nog steeds als een klok.
Toch is het ingeval van een kind een gezonde en logische manier van omgaan met de ander. Een kind kan geen lange zinnen bevatten met veel bijzinnen en tussenwerpsels. Een kind is nog niet in staat ingewikkelde woordkeuzen te begrijpen of lastige begrippen te doorgronden. Een kind kan nog niet de diepere betekenissen doorgronden van tussen de regels door belangrijke dingen aan elkaar meedelen zonder dat alle omstanders meekrijgen waar het exact over gaat. Een kind is een kind en geen volwassene.
Hoe anders werkt aanpassen in onze situatie.
De een zou in staat geacht moeten kunnen worden om de meest ingewikkelde taal te bevatten, te doorgronden en er adequaat op te reageren. De ander weet dat de een er toe in staat is geweest en in bepaalde buien ook zeker nog is. Maar er zijn zo vaak de andere uren of zelfs dagen, waarin het vermeende vermogen tot elkaar verstaan ineens veranderd blijkt te zijn in een slechts zeer ten dele begrijpen van wat de ander precies poogt uit te drukken, al dan niet via de indirecte weg.
Dat type aanpassen heb je pas door naderhand, als je doodmoe bent van een rustige dag waarop niet veel bijzonders plaatsvond. Behalve dan dat het onmogelijk bleek een gelijkwaardig contact te onderhouden zonder enige aanpassing.
De vermoeienissen van het noodzakelijk zijn van vereenvoudigingen laat zich lastig delen en uitleggen. Het vermogen tot uitleggen raakt er zelfs door aangetast. Het delen in woorden van wat de eigen gedachten zijn, het hardop denken, het proberen al pratend gedachten te vormen en daarbij de interactie met de ander bewust te zoeken, het blijkt een vorm van communiceren die - hoe vertrouwd ook - onmogelijker wordt tenzij het aanvaardbaar is dat het misverstanden oproept en onbegrip dat dan weer nadere verklaringen nodig heeft.
De vermoeidheid heeft er ook mee te maken dat de geest heldere momenten kent, zinvolle verbindingen legt, creatief omgaat met wat nog mogelijk is en daardoor keer op keer het verkeerde been laat neergezet worden, wat de onbalans vergroot. Aanpassen wordt dan niet alleen vereenvoudigen van wat gezegd wil zijn, het wordt juist opschalen in moeilijkheidsgraad en verwachtingen die verdwenen waren weer op voelen komen dwars tegen de realiteitszin in.
Hoop is een kwalijke manier van schijn in stand houden door in te gaan op het moment alsof het de hele tijd zo zijn kan en zo zijn zal en weer terug gaat komen.
Gemiddeld genomen is juist die hoop vervliegend.
De stilte wordt betekenisvoller.
Het gebaar belangrijker.
De aanwezigheid dieper van reikwijdte.
Woorden schieten tekort, liefde klinkt nog steeds als een klok.
Reacties
Een reactie posten