Doorgaan naar hoofdcontent

Chocolademelk?

De eerste vraag naar iets concreets toen waterdrinken onlangs weer kon en mocht, was een vraag om een flesje sinas.
Of dat geoorloofd was met een stilgevallen maag en ontspoorde darmen was niet aan de orde, de wens was belangrijker. 
Bij herhaling kwam de vraag op de eerste dag na het IC verblijf van dagen. 
Het antwoord bleef dat dat nog echt te vroeg was, even later bevestigd door de verpleging na een expliciete vraag daaromtrent. 
De vraag werd een dag later gevarieerd met chocolademelk. 
Als sinas dan niet mocht zou chocolademelk toch wel kunnen? 
Helaas zou dat een nog veel slechter plan zijn en werd ook daarop het antwoord nee. 
Wel kon er gezocht naar een flesje met makkelijke drinkdop, omdat een glas met rietje ook niet alles is als rechtop zitten nog zwaar voelt. 
Het gehoopte flesje sinas werd een fles bronwater. Omdat er 'geen andere keuze was'. 

Vandaag klonk op de liefst mogelijke toon alsnog de reeds eerder geuite wens 'zou er een flesje chocolademelk inzitten?' 
'nee, liefste, helaas, dat mag je echt nog niet'. 
Een blik die nogmaals tot overhalen poogde aan te zetten mocht ook niet baten. Het bleef nee. 
Dat drong door en de schouder ging spontaan weer opspelen. 
'Je duwt op mijn schouder!' Dat dat geenszins het geval was werd amper geaccepteerd, dus dan maar aan de andere kant van het bed gaan zitten, waar de last niet gevoeld zou kunnen worden. 
Spontaan trad de slaap weer in. 
Als er niet voldaan kan worden aan stille wensen die in de intieme sfeer van samenzijn geuit worden, dan is contact niet langer essentieel. 
Rust vinden in de kalme aanwezigheid van elkaars gezelschap is dan zinvoller energie besteding. 
En zo verstomde het gesprek door een niet bestaand flesje chocolademelk. 

Reacties

  1. chocomelk ligt erg zwaar op de maag, maar ik begrijp zijn behoefte, sterkte jullie beiden, erg zwaar.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

'Je bent het mantelzorgen moe.' 'Maar ik ben jou niet moe!'

Samen in slaap proberen te vallen. Hij pakt haar hand.  Af en toe een opmerking, maar vooral samen stil zijn in de nacht.  Zo begon de laatste nacht samen.  Samen liggen, de een diep in slaap, de ander wakend. Zij kijkt naar hem.  Af en toe raakt ze hem aan, luistert naar zijn ademhaling.  Zo verliep de nacht nadat een arts kalmerende stoffen had toegediend.  In de vroege ochtend staat ze op. Slapen lukt toch niet meer.  Het is al licht.  De hond wil graag naar buiten en zo geschiedt.  De hond draalt rondjes om het huis heen, wil niet heel ver weg.  Tot hij besluit toch wat verder weg te lopen.  Terug bij het huis wordt er al naar ze uitgekeken.  Kom snel, hij blaast zijn laatste adem uit.  Bij het bed aangekomen blijkt dat moment al even voorbij te zijn.  Hij is er niet meer.  Zij stort in.  Tranen stromen en blijven stromen, zijn niet meer te stoppen, minutenlang.  Een kwartier verstrijkt en nog zit z...

Nuchter

Als de zaalarts net besloten heeft dat een CT-scan van de buik vandaag noodzakelijk is ontmoeten beide geliefden elkaar weer. Vroeger dan gebruikelijk, een van de voordelen van een weekenddag.  De arts is vriendelijk en overtuigend en vertrekt als het plan alle aanwezigen helder is. De verpleegkundige blijft nog achter.  Ze neemt nadrukkelijk de tijd om door te praten. Stelt de juiste vragen, luistert echt naar de nog niet geheel verwoorde gevoelens en gedachten. Eindelijk wordt hardop uitgesproken waar al langer over nagedacht wordt, willen wat kan is dat de aangewezen route nog wel? De verpleegkundige is oprecht in haar reacties en een eerlijk gesprek ontspint zich.  Hoe is de verwachting nu werkelijk? Is het wel mogelijk om weer zo op krachten te komen dat normaal zelfstandig bewegen door de ruimte - hoe klein ook - mogelijk is? Want als dat niet het geval is, is elke handeling dan niet zeer discutabel en een vorm van rekken geworden?  Is bestralen wel de juiste r...

2e Pinsterdag (deel 2)

De stem klinkt weer normaal, de praat staat weer aan, de woordenstroom is amper te stuiten, nu de hoofdpijn geweken is en de blik weer richting normaal neigt. De vervormingen worden amper als bijzonder opgemerkt, dus niet benoemd tegen de verpleging. Totdat de geliefde ernaar vraagt in bijzijn van een van hen.  'Ja, dubbelzien is er nog wel een beetje.' En verder gaat het weer, met plannen voor verblijf in Frankrijk, aanschaf van een motor als ornament bij de voordeur, een houten garage in de tuin, waar de tekentafel en het drumstel een plek kunnen vinden naast de cabrio en de wanden gevuld kunnen met grote schilderwerken. Tussen alle plannen door komen anekdotes en verhalen los over de tijd van opleidingen die allemaal cum laude afgesloten werden. De buurman in de ziekenhuiskamer vraagt, als er verhalen langskomen over eervol ontslag bij de marine en de wijde wereld die daarna lonkte, of het vreemdelingenlegioen ook tot de plannen behoorde toen. Gescherend klinkt de vraag, die...