Vorige week was er de kijkoperatie die al zolang verwacht werd. Morgen vindt het gesprek plaats dat volgt op een dergelijke operatie. En daarna zal de route naar de grote belangrijke Hipec-operatie ingeslagen worden.
Tenminste, zo liggen de kaarten op tafel.
Maar het gesprek dat morgen plaats gaat vinden kan ook elementen gaan bevatten die het denken weer door elkaar kunnen schudden, die de kaarten van tafel kunnen vegen, die de gebaande route onbegaanbaar kunnen lijken laten te zijn.
En dus besloot de een de ander vragen te gaan stellen over het gesprek van morgen. Immers, beter in de vertrouwde omgeving een eventuele uitbarsting krijgen, dan in een setting waar zo'n uitbarsting ook nog opgevat zou kunnen worden als een contra-indicatie voor het ondergaan van de operatie.
Het moet niet zo zijn dat eigen uitingsvormen zo geïnterpreteerd gaan worden dat gemaakte afspraken ineens op losse schroeven komen te staan.
De vragen worden vlot beantwoord. Met de reeds gegeven antwoorden. Het gesprek gaat naar verwachting puur over de operatie en nee er hoeft niet gesproken over wat als de operatie niet plaats gaat vinden. Dat is immers ook allang helder, dan komt er een afspraak met de psychiater en gaat de route naar de levenseindekliniek ingezet.
Het klinkt allemaal net iets te doordacht, net iets te veel als een gerepeteerde versie van hoe er het beste geantwoord kan en nodigt daarmee onbewust uit tot verdere vragen. Vermoedelijk vragen zoals die bij het gesprek ook zouden kunnen klinken.
De nieuwe vragen roepen wrevel op. 'Het lijkt wel of ik tegen een muur praat'. De stem klinkt heftiger, de toon wordt feller, de herhaling van zetten blijkt niet in goede aarde te vallen.
Als ook nog geuit wordt dat er beter hier een bozige toon kan zijn, dan morgen bij het gesprek, is de boot helemaal aan.
Terwijl beiden elkaars hand nog vasthouden lijkt het op het gehoor een conflict. De hond komt buurten om poolshoogte te nemen.
Dan uiteindelijk komt met grote heftigheid het woord naar buiten dat al langer sluimerde, natuurlijk is het beangstigend en ben ik bang. Het is heus niet zo dat ik zeg 'joepie, ik ga een operatie krijgen', ik weet echt wel dat het zwaar en naar en moeilijk worden zal.
Dat vormt de doorbraak voor een tranenvloed bij de ander. Immers, angst heerst bij beiden, al is de reden een wat andere.
Uiteindelijk valt het gesprek stil. Een mail volgt, waarin nogmaals verhelderd wordt waarom de vragen klonken.
De voorbereiding voor het gesprek van morgen vergt energie.
De mail wordt voorlopig nog niet gelezen.
Ook de hond ligt rustig te slapen.
Diep van binnen is het ons beiden glashelder wat er speelt en dat het niet over gaat en wel degelijk erger wordt. Diep van binnen wel. Maar daar voeren we onze gesprekken niet. We praten met elkaar aan de oppervlakte, op de waterspiegel. We duiken niet naar beneden, want dat zou betekenen dat we nat gaan, nat worden, mogelijk zelfs kopje onder gaan en niet meer boven kunnen komen. Ik vermoed dat dat jouw angst is. En het is de mijne ook. Omdat ik weet dat als we kopje onder gaan op verschillende momenten we elkaar uit het oog verliezen zullen en mogelijkerwijze elkaar niet meer terug gaan vinden. En dat ben ik koste wat kost aan het voorkomen. Elkaar uit het oog verliezen en nooit meer terugvinden. Dus ik schipper. Ik laat diep van binnen voor wat het is en praat met je over de oppervlakte. De dingen die er in jouw ogen toe doen. De dingen die je zien kunt en begrijpen kunt. De dingen ook waar je je aan hechten kunt omdat ze tastbaar zijn en je geen gevoel vragen, maar gewoon bes
Klaske en Tejo, wat hebben jullie het al een lange tijd zwaar, ik ga een kaarsje voor jullie aansteken en hoop dat het gesprek goed verloopt, alle kracht en een steunknuffel voor beiden, liefs.
BeantwoordenVerwijderen