Woede en verdriet vechten om voorrang. Woede, vanwege de onterechte woorden die zopas klonken. Verdriet, omdat het glashelder is dat dit puur een frustratieuiting was. En even plotseling als ze beide opkwamen verdwijnen ze ook weer, als de veroorzaker van beide intense gevoelens een eigen omslagpunt bereikt en de zojuist geuite woede verdwijnt voor het veel dieper gevoelde verdriet. De woorden gingen over een overleden moeder. Oprechte woede klonk er in door. Oude woede. Diepe intense woede. Naar haat neigend. Die haat werd gevoeld, riep tegenwoede op, omdat het onterecht is die over je heen te krijgen als de spreker iets niet kan vinden dat hij zoekt in een ruimte die nog niet goed op orde is. Hulp vragen was niet opgekomen. En zodra de hulp alsnog spontaan geboden werd kwam er de woedende uitroep: 'je gooit alles weg, je bent net als mijn moeder, ik hou niets meer over!' Dus tegengas kon niet uitblijven: 'Ik ben je moeder niet. Ik gooi niets weg. Niets!' Beiden waren ...