Doorgaan naar hoofdcontent

Luwte, leegte, liefde

Zo nu en dan dringt het helder door, hoewel het tegelijkertijd verborgen lijkt te zijn op die momenten.
Ergens in het bewustzijn is een plek waar de hoop nog bestaat dat het allemaal een grote vergissing is, dat het een zinsbegoocheling betreft, dat het een foutieve waarneming is, dat het een misverstaan van de realiteit is, dat het geenszins echt, maar toch werkelijk een hersenspinsel is.
Tot er een helderheid zich aandient, zoals vandaag, bij het zien van beelden van een ander, die hetzelfde onnoembare proces doormaakt dat ook die persoon de beeldrijke, bloemrijke, goedverzorgde, inhoudelijk diepgaande, gehoor boeiende taal kwijtgeraakt is en vervangen door lege nietszeggende vage onsamenhangende deelfragmenten van dat wat gezegd wil zijn.
De tragiek van de beelden zit niet in de beelden zelf. Netzomin als de tragiek van beide geliefden waarover deze blog verhaalt zich bevindt in het leven dat zichtbaar is. De tragiek zit dieper, zit op de plek waar zielen elkaar raken omdat ze zo diep verbonden zijn dat ze elkaar verstaan buiten de taal van woorden om. Zolang mensen mensen zijn zijn woorden de wijze waarop communicatie plaatsvindt, hoezeer we ons ook bewust zijn van het gegeven dat nonverbale elementen een groot onderdeel van de communicatie vormen.

De afgelopen periode na het als positief ervaren laatste onderzoek is de sfeer opgelucht en bevrijdend en kwam er zoveel innerlijke rust dat er een zeker herstel ingetreden leek te zijn. Het is de tijd van de luwte, de stilte voor de storm, de tijd die angstvallig voortgang geboden wordt door er geen nadrukkelijke aandacht aan te schenken. Soms is het beter dingen onbenoemd te laten. Juist vanwege de liefde.
Als onrustig onbehagen de al aanwezige angsten aanwakkert bij woorden die raken of haken aan oude ervaringen die nog liggen te wachten op een moment van loslaten en tot herinnering verklaren, is het wijs om woorden wikkend te laten wegen wat er toe doet en de rest achterwege te laten in de dagelijkse gesprekken die alle kanten op kunnen gaan.
Gevoelens zijn wederzijds heftig aanwezig en bij beiden diepgaand. Het vermogen tot articuleren ervan neemt af nu de taal van de woorden minder zeggingskracht gekregen heeft zowel in spreken als in beluisteren. Het zoeken naar andere taal is een verwarrende, omdat het enerzijds vertrouwen in het nog bestaande vermogen tot zelfredzaamheid vereist, en anderzijds een bewustzijn dat deze zelfredzaamheid aan heldere kaders gebonden en van afhankelijk is.

Wat een tijd geleden ondenkbaar scheen is nu een teken van liefde en ruimte voor elkaars eigenheid. Het hernemen van activiteiten die buiten de luwte onmogelijk zijn, wegens toegenomen disfunctioneren bij te hoog oplopende innerlijke spanningen, is verwarrend en verrassend en evenzeer verheugend, al blijft het vinger aan de pols houden over het realiteitsgehalte ervan.
Zelfstandigheid is een groot goed en toe te juichen. Tegelijkertijd een bron van zorg en een grote vraag. Welke ruimte kan er zijn? Welke wegen kunnen betreden? Welke paden dienen vermeden? Welke route kan beter geblokkeerd? Het zijn vragen die keer op keer terugkeren en zich aandienen in elke dagelijkse situatie.

De mogelijkheid tot overleg hierover neemt af. Neemt overduidelijk af. Roept conflicten op, omdat het verstaan wordt als inperking op voorhand of in twijfel trekken van vermogens. Twijfel is funest. Vergroot de angst dat alles geen hoop meer kent. En hoop is noodzakelijk om leven te leven en een terugval te voorkomen of zolang mogelijk af te wenden.
Het is balanceren op het slappe koord. Soms wankelen. Nooit vallen. Dan maar een hulpmiddel erbij nemen dat de balans kan doen terugkeren. Altijd voorwaarts in het nu van vandaag. Omdat morgen andere vragen kennen zal en gisteren voorgoed verdwenen is.

Cryptische taal.
Wie het meemaakt verstaat het allemaal.

Reacties

Populaire posts van deze blog

'Je bent het mantelzorgen moe.' 'Maar ik ben jou niet moe!'

Samen in slaap proberen te vallen. Hij pakt haar hand.  Af en toe een opmerking, maar vooral samen stil zijn in de nacht.  Zo begon de laatste nacht samen.  Samen liggen, de een diep in slaap, de ander wakend. Zij kijkt naar hem.  Af en toe raakt ze hem aan, luistert naar zijn ademhaling.  Zo verliep de nacht nadat een arts kalmerende stoffen had toegediend.  In de vroege ochtend staat ze op. Slapen lukt toch niet meer.  Het is al licht.  De hond wil graag naar buiten en zo geschiedt.  De hond draalt rondjes om het huis heen, wil niet heel ver weg.  Tot hij besluit toch wat verder weg te lopen.  Terug bij het huis wordt er al naar ze uitgekeken.  Kom snel, hij blaast zijn laatste adem uit.  Bij het bed aangekomen blijkt dat moment al even voorbij te zijn.  Hij is er niet meer.  Zij stort in.  Tranen stromen en blijven stromen, zijn niet meer te stoppen, minutenlang.  Een kwartier verstrijkt en nog zit z...

Nuchter

Als de zaalarts net besloten heeft dat een CT-scan van de buik vandaag noodzakelijk is ontmoeten beide geliefden elkaar weer. Vroeger dan gebruikelijk, een van de voordelen van een weekenddag.  De arts is vriendelijk en overtuigend en vertrekt als het plan alle aanwezigen helder is. De verpleegkundige blijft nog achter.  Ze neemt nadrukkelijk de tijd om door te praten. Stelt de juiste vragen, luistert echt naar de nog niet geheel verwoorde gevoelens en gedachten. Eindelijk wordt hardop uitgesproken waar al langer over nagedacht wordt, willen wat kan is dat de aangewezen route nog wel? De verpleegkundige is oprecht in haar reacties en een eerlijk gesprek ontspint zich.  Hoe is de verwachting nu werkelijk? Is het wel mogelijk om weer zo op krachten te komen dat normaal zelfstandig bewegen door de ruimte - hoe klein ook - mogelijk is? Want als dat niet het geval is, is elke handeling dan niet zeer discutabel en een vorm van rekken geworden?  Is bestralen wel de juiste r...

2e Pinsterdag (deel 2)

De stem klinkt weer normaal, de praat staat weer aan, de woordenstroom is amper te stuiten, nu de hoofdpijn geweken is en de blik weer richting normaal neigt. De vervormingen worden amper als bijzonder opgemerkt, dus niet benoemd tegen de verpleging. Totdat de geliefde ernaar vraagt in bijzijn van een van hen.  'Ja, dubbelzien is er nog wel een beetje.' En verder gaat het weer, met plannen voor verblijf in Frankrijk, aanschaf van een motor als ornament bij de voordeur, een houten garage in de tuin, waar de tekentafel en het drumstel een plek kunnen vinden naast de cabrio en de wanden gevuld kunnen met grote schilderwerken. Tussen alle plannen door komen anekdotes en verhalen los over de tijd van opleidingen die allemaal cum laude afgesloten werden. De buurman in de ziekenhuiskamer vraagt, als er verhalen langskomen over eervol ontslag bij de marine en de wijde wereld die daarna lonkte, of het vreemdelingenlegioen ook tot de plannen behoorde toen. Gescherend klinkt de vraag, die...