De observatie dat de ogen veranderen en nu iets missen dat er voorheen altijd in te lezen was kwam op een kalm moment ineens weer naar boven en het moment leek gekomen om er weer iets van te delen.
'Wat zie je dan?' was de te verwachten vraag en toen begon het zoeken naar woorden, woorden die het zouden laten klinken als een observatie en er geen oordeel in zouden leggen of een conclusie.
Voorheen waren de ogen scherpzinnig, dat was het kenmerkende woord. Iets in de blik liet blijken dat deze ogen behoren aan een erudiet mens, iemand die je niets op de mouw zult kunnen spelden, iemand die dwars door alle façades heen prikt en er adequaat op reageren kan. Die blik is logischerwijze, gezien de ontwikkelingen van de afgelopen tijd, niet meer waar te nemen. Soms lijkt de blik er op, maar bij nadere beschouwing blijkt juist dat woord scherpzinnig te ontbreken in de blik. In zekere zin is het op dergelijke goede dagen eerder te beschrijven als wijs, doorleefd, ervaren in het menselijke bestaan.
Vaker echter is er die andere blik die nu dan toch woorden zal moeten krijgen die het als observatie aan kunnen duiden. Het is een guitige blik, een vrije blik, een jonge blik, een blik die sprankelende vrolijkheid laat zien en vooral een stuk onschuld dat in de ogen van kinderen nog te lezen kan staan als hun leven veilig en goed geweest is. Het is een blik die in het nu leeft en geen bekommernis kent over verleden of toekomst. Het is de blik van iemand die ruimte in zichzelf ervaart om niets te willen, niets te hoeven, niets te eisen, niets te vragen. Tot er een vragend element verschijnt en de blik nog iets anders toont, een nauwelijks te benoemen gemis aan informatie die het moment dat voorhanden is goed duiden kan.
De grote moeite die gedaan werd om de juiste woorden te vinden - weer andere dan in deze geschreven weergave verschijnen, ook het geheugen van deze auteur hapert weleens op detailpunten - maakte het er niet duidelijker op voor degene met de blik.
'Dit maakt het niet bepaald duidelijk, geloof ik'. 'Nee, niet bepaald' kwam er als reactie uit de mond die stil bleef toen het verstand staakte bij het verwerken van wat er in moeizaam gevonden woorden was geuit en wat angstvallig een heel helder woord vermeden leek te hebben, wat ook nadrukkelijk het geval was. Er werd gevoeld, haarfijn, dat het ging over een blik die iedere mantelzorger van een partner met die blik onmiddellijk herkennen zal als de blik die meer en meer het gewone kijken overgenomen lijkt te hebben.
Ogen die een leegte laten zien, waar voorheen een sprankelende persoonlijkheid ontwaard kon worden in de ogen die nu eenmaal de ziel van de mens weerspiegelen.
Het is alsof de ziel zich meer en meer verschuilen gaat in onzichtbare hoekjes van het bewustzijn en daardoor niet meer zichtbaar zich vertoont in de gebruikelijke blik.
Het is alsof de mens die kijkt de ogen anders inzet dan voorheen, dat kijken nu alleen nog maar contact leggen met de wereld is geworden. Het gaat niet langer om zien en gezien worden, er wordt als vanzelf vanuit gegaan dat er gezien wordt, zoals een baby dat ook verwacht van ouders. En het zien is geen functie meer waarmee geduid wordt, veeleer is het een ontdekkingstocht zoals ook een baby meer en meer via de ogen de wereld ontdekken gaat.
De blik laat zien dat het niet te ontkennen is wat gaande is. Tot de blik weer minder vaak aanwezig is en de wijze ogen de indruk wekken dat de hersens de scherpzinnigheid ook nog steeds bezitten, zoals de bezitter van de ogen graag wil doen laten geloven en zelf ook in alle oprechtheid meent.
Het gesprekje was kort, veel korter dan deze tekst. Het verhelderde de grote afstand die er tussen de beide geliefden ontstaan is, waar het de ogen betreft.
Het werd begrepen en vormde, juist omdat de liefde zo overweldigend groot is, voor de bezitter van de blik een aanleiding om weer lichamelijke toenadering te zoeken die evenmin vanzelfsprekend is. De liefde overwon de pijn van de blik en de confrontatie met de realiteit ervan. De liefde overwint alles, neemt echter niet weg wat meer en meer in de ogen te lezen staat, een diep verdriet vanwege de blik die nooit meer weg zal gaan en de voorgoed verdwenen scherpzinnigheid.
Vier ogen, zo verbonden en zo verraderlijk anders dan voorheen.
In het donker zie je ze niet.
'Wat zie je dan?' was de te verwachten vraag en toen begon het zoeken naar woorden, woorden die het zouden laten klinken als een observatie en er geen oordeel in zouden leggen of een conclusie.
Voorheen waren de ogen scherpzinnig, dat was het kenmerkende woord. Iets in de blik liet blijken dat deze ogen behoren aan een erudiet mens, iemand die je niets op de mouw zult kunnen spelden, iemand die dwars door alle façades heen prikt en er adequaat op reageren kan. Die blik is logischerwijze, gezien de ontwikkelingen van de afgelopen tijd, niet meer waar te nemen. Soms lijkt de blik er op, maar bij nadere beschouwing blijkt juist dat woord scherpzinnig te ontbreken in de blik. In zekere zin is het op dergelijke goede dagen eerder te beschrijven als wijs, doorleefd, ervaren in het menselijke bestaan.
Vaker echter is er die andere blik die nu dan toch woorden zal moeten krijgen die het als observatie aan kunnen duiden. Het is een guitige blik, een vrije blik, een jonge blik, een blik die sprankelende vrolijkheid laat zien en vooral een stuk onschuld dat in de ogen van kinderen nog te lezen kan staan als hun leven veilig en goed geweest is. Het is een blik die in het nu leeft en geen bekommernis kent over verleden of toekomst. Het is de blik van iemand die ruimte in zichzelf ervaart om niets te willen, niets te hoeven, niets te eisen, niets te vragen. Tot er een vragend element verschijnt en de blik nog iets anders toont, een nauwelijks te benoemen gemis aan informatie die het moment dat voorhanden is goed duiden kan.
De grote moeite die gedaan werd om de juiste woorden te vinden - weer andere dan in deze geschreven weergave verschijnen, ook het geheugen van deze auteur hapert weleens op detailpunten - maakte het er niet duidelijker op voor degene met de blik.
'Dit maakt het niet bepaald duidelijk, geloof ik'. 'Nee, niet bepaald' kwam er als reactie uit de mond die stil bleef toen het verstand staakte bij het verwerken van wat er in moeizaam gevonden woorden was geuit en wat angstvallig een heel helder woord vermeden leek te hebben, wat ook nadrukkelijk het geval was. Er werd gevoeld, haarfijn, dat het ging over een blik die iedere mantelzorger van een partner met die blik onmiddellijk herkennen zal als de blik die meer en meer het gewone kijken overgenomen lijkt te hebben.
Ogen die een leegte laten zien, waar voorheen een sprankelende persoonlijkheid ontwaard kon worden in de ogen die nu eenmaal de ziel van de mens weerspiegelen.
Het is alsof de ziel zich meer en meer verschuilen gaat in onzichtbare hoekjes van het bewustzijn en daardoor niet meer zichtbaar zich vertoont in de gebruikelijke blik.
Het is alsof de mens die kijkt de ogen anders inzet dan voorheen, dat kijken nu alleen nog maar contact leggen met de wereld is geworden. Het gaat niet langer om zien en gezien worden, er wordt als vanzelf vanuit gegaan dat er gezien wordt, zoals een baby dat ook verwacht van ouders. En het zien is geen functie meer waarmee geduid wordt, veeleer is het een ontdekkingstocht zoals ook een baby meer en meer via de ogen de wereld ontdekken gaat.
De blik laat zien dat het niet te ontkennen is wat gaande is. Tot de blik weer minder vaak aanwezig is en de wijze ogen de indruk wekken dat de hersens de scherpzinnigheid ook nog steeds bezitten, zoals de bezitter van de ogen graag wil doen laten geloven en zelf ook in alle oprechtheid meent.
Het gesprekje was kort, veel korter dan deze tekst. Het verhelderde de grote afstand die er tussen de beide geliefden ontstaan is, waar het de ogen betreft.
Het werd begrepen en vormde, juist omdat de liefde zo overweldigend groot is, voor de bezitter van de blik een aanleiding om weer lichamelijke toenadering te zoeken die evenmin vanzelfsprekend is. De liefde overwon de pijn van de blik en de confrontatie met de realiteit ervan. De liefde overwint alles, neemt echter niet weg wat meer en meer in de ogen te lezen staat, een diep verdriet vanwege de blik die nooit meer weg zal gaan en de voorgoed verdwenen scherpzinnigheid.
Vier ogen, zo verbonden en zo verraderlijk anders dan voorheen.
In het donker zie je ze niet.
Reacties
Een reactie posten